Werkt u aan een project in de VO- of DO-fase met een paalfundering? Dan is dit relevant voor u.
Per 1 juni 2025 is de geotechnische norm NEN 9997-1 gewijzigd. Dat betekent dat funderingsadviezen van vóór die datum mogelijk niet meer voldoen aan de actuele richtlijnen. Vooral projecten die in de definitieve ontwerpfase (DO-fase) zitten, moeten nu goed opletten.
De kans bestaat dat het ontwerp moet worden aangepast — met impact op aantallen palen, paallengte, uitvoeringskosten en planning.
Wat is er precies veranderd?
De nieuwe versie van NEN 9997-1:2025 bevat lagere paalklassefactoren voor veelgebruikte paaltypen, zoals:
- schroefinjectiepalen
- geheide stalen palen
- avegaarpalen
- Olivier- en DPA(Plus)-palen
Daarnaast is de norm uitgebreid met:
-
een grotere diversiteit aan paaltypen
-
onderscheid tussen standaardfactoren en resultaten uit proefbelastingen, vastgelegd in A1/A2-zelfverklaringen
-
en een aangepaste tabelstructuur waarin factoren strenger en scherper zijn afgestemd op actuele kennis en proefbelastingen.
Kort gezegd: het rekenkundig toelaatbare draagvermogen per paal is in veel gevallen lager geworden. Dat heeft direct invloed op de funderingsconfiguratie.
Wat moet u als opdrachtgever of ontwikkelaar doen?
Heeft u een project in voorbereiding of aanbesteding? Dan is het verstandig om:
- uw funderingsadvies te laten toetsen aan de nieuwe norm.
- de paalklassefactoren te laten herberekenen door de geotechnisch adviseur.
- een risicobeschouwing te laten opstellen door uw hoofdconstructeur.
- in contractvorming en bestekken alert te zijn op de toegepaste normversie.
Bij VeriCon signaleren we of een DO-opzet nog geldig is, en we helpen bij een eventuele herberekening of optimalisatie.
Waarom is de norm aangepast?
De wijziging komt niet uit het niets. Hieronder een beknopte tijdlijn van de ontwikkelingen in het afgelopen jaar:
-
7 november 2024 – Funderingsdag
Tijdens deze bijeenkomst zijn geotechnisch adviseurs breed geïnformeerd over te ruime paalklassefactoren. -
Maart 2025 – Publicatie InPAD-project
Kevin Duffy publiceerde in Geotechniek (jaargang 29, nr. 1) resultaten van full-scale proeven die aantoonden dat de oude factoren te optimistisch waren, met aanbevelingen tot aanscherping van de norm. -
18 juni 2025 – Nieuwe norm gepubliceerd door NEN
NEN 9997-1:2025 werd online gepubliceerd met aangepaste waarden. -
23 juni 2025 – Staatscourant
De officiële bekendmaking volgde enkele dagen later.
De wijziging komt dus voort uit degelijk onderzoek én brede consensus in het vakgebied, onder meer vanuit de normcommissie en marktpartijen.
Is de norm nu wettelijk verplicht?
Nog niet. Hoewel de norm is gepubliceerd, is deze nog niet aangewezen in de wetgeving.
De aangepaste NEN 9997-1:2025 is op dit moment nog een privaatrechtelijke norm. De verwachting is dat het NB-deel binnenkort separaat wordt gepubliceerd en wordt voorgelegd aan de wetgever ter aanwijzing, mogelijk per 1 januari 2026.
VeriCon gaat mee in het advies van de normcommissie, om hantering van de lagere paalfactoren voor te stellen bij het bepalen van draagvermogens. In projecten waar deze mogelijkheid en ruimte nog is: we bespreken dit met de opdrachtgever en maken na een integrale afweging een keuze. Waar de ruimte er eigenlijk niet meer is, omdat er bijvoorbeeld geen financiële rek meer is in het bouwbudget om deze komende wetswijziging mee te nemen, kan een risico-inventarisatie worden gemaakt, waarna we met de opdrachtgever bespreken of we een ontwerpwijziging doorvoeren om deze ruimte toch te vinden. Voor de risico-inventarisatie zal worden afgewogen wat de grondgesteldheid is, het toegepaste paalsysteem en bouwsysteem, en bij die combinatie de gezamenlijke veiligheidsmarge bepaald worden. Dit is per project anders af te wegen.
Zijn bestaande gebouwen en projecten in aanbouw allemaal onveilig?
Voor bestaande gebouwen en projecten die al in aanbouw zijn, worden in de basis geen grote afwijkingen verwacht. Dat heeft te maken met het funderingstype dat doorgaans wordt gekozen bij verschillende bodemsoorten.
In slappe grondlagen wordt meestal gekozen voor geheide systemen. In stevigere, stabielere grondlagen boven het paalpuntniveau kiest men vaker voor in-de-grond-gevormde paalsystemen, zoals boorpalen. Hierdoor leidt een theoretische halvering van het paalpuntdraagvermogen in de praktijk niet tot een halvering van de draagkracht, maar eerder tot een verlaging van zo’n 25%.
Die verlaging wordt in veel gevallen al opgevangen, door:
-
de toepassing van veiligheidsfactoren op veranderlijke belastingen en het eigen gewicht van het casco
-
het feit dat palen in het ontwerp vaak niet volledig worden uitgenut
-
en doordat de zetting van de paal meestal maatgevend is ten opzichte van het constructief bezwijken (breken) ervan.
Belangrijk hierbij is: als het casco en het paalsysteem goed zijn ontworpen, zullen de palen zich qua zetting gelijk gedragen. Het gebouw zakt dan als geheel iets, maar dat geeft doorgaans geen schade. Een onevenwichtig ontworpen funderingsplan daarentegen, zal ongelijkmaktig zakken, met verschilzakkingen en scheuren tot gevolg.
Ontwerpoverweging voor nieuwe projecten
Voor nieuwe ontwerpen blijft het belangrijk om economisch te kunnen blijven bouwen, zonder onnodig zwaar, duur of milieubelastend te moeten construeren.
Een aandachtspunt daarbij is het bewust omgaan met het stapelen van veiligheidsmarges. Nu het paaldraagvermogen realistischer wordt vastgesteld, is de faalkans van de fundering kleiner geworden. Dat biedt ruimte om minder marge in de bovenbouw aan te houden.
Een concrete mogelijkheid: het overwegen van een lagere toeslag op het eigen gewicht bij het bepalen van de rekenwaarde van de paalbelasting. Die toeslag is nu vaak hoog vanwege onzekerheden in constructiedimensies. Maar als die onzekerheden worden verkleind – bijvoorbeeld door nauwkeuriger bewaken van maatvoering, of het toepassen van prefab beton-, hout- of staalelementen – dan kan die extra marge deels vervallen.