De fietsbrug maakt deel uit van de reconstructie en aanpassing van de N274. Met de brug is voor fietsers een veilige oversteek gecreëerd. Samen met drie kunstobjecten maakt de brug een poort naar het Parkstad Limburg.
De ontwerpers wilde een zo slank mogelijke brug met grote overspanningen. Om dit mogelijk te maken is gekozen voor een geheel in het werk gestorte constructie met doorlopende voorspanning. Zowel de pijlers als het brugdek zijn ter plaatse gestort. Door de grote overspanning is de ruimte onder de brug vrij en bleef het landschap intact.
Brugdek
Om de haalbaarheid van de voorspanning in het brugdek te onderzoeken, voerden constructeur en ontwerper een studie uit, waarbij zaken als bouwfasering, principe van stortnaden, globale hoeveelheid voorspanning en het voorspanverloop werden beschouwd. De slanke constructie vroeg om relatief hoge voorspanning, met een groot aantal meerveldse kabels. Die kabels lopen van hoog boven de steunpunten naar laag in het veldmidden. Hierdoor was de ruimte voor gewichtsbesparende holtes beperkt en zou toepassing van holtes bovendien zowel ontwerp als uitvoering complexer maken. De studie leidde tot het vastleggen van de voorspanning: 8 kabels uit 19 strengen van 150 mm die gefaseerd worden voorgespannen.
Het 188 m lange dek van de fietsbrug is 4,85 m breed en verdeeld in vijf tussenvelden van 28 m en twee eindvelden van 24 m. Â Het streven om de krachten en vervormingen in het gehele brugdek van dezelfde orde van grootte te krijgen, leidde tot de kortere eindvelden. Uit esthetisch oogpunt
werd gekozen voor een dek met gekromde onderzijde. De maximale dikte is 1,1 m en de betonsterkteklasse is C35/45. Dankzij de constante bochtstraal is het gehele dek met één en dezelfde mal gemaakt die per brugdeel van 28 m bestond uit vier mallen van 7 m. Om reden van esthetiek, budget en uitvoerbaarheid is de gehele brugconstructie na de bouw gekeimd.
Voorspanning
De definitieve engineering van de voorspanning is in de uitvoeringsfase gedaan. De aannemer kreeg hierbij de vrijheid om de bouwmethode binnen de in het bestek genoemde randvoorwaarden aan te passen. Verder waren er optimalisaties mogelijk in bijvoorbeeld de keuze van de sterkteklasse van het beton, het verloop van de voorspanning, het toepassen van sparingbuizen, de positie van de stortnaden, de mate van voorspanning en de toepassing van traditionele wapening. Al deze randvoorwaarden bepaalden uiteindelijk de keuze voor het aantal velden per stort. Er is gestort in drie fasen met twee stortnaden uit het zicht van de rotonde.